ClimaRad en de synergie van de ideale combinatie | ClimaRad Skip to main content

Ruimteverwarming en ventilatie zijn de cruciale energieverbruikers

Blog #2 - Verwarming en ventilatie vervullen sleutelrol in energietransitie

Ruimteverwarming en ventilatie zijn de cruciale energieverbruikers in de gebouwde omgeving en vervullen daarom een sleutelrol in de energietransitie. Helaas is de route naar een energieneutrale gebouwde omgeving complex en niet in de laatste plaats omdat we hier - in tegenstelling tot de industrie - te maken hebben met een zeer omvangrijke en een heel diverse groep van gebouweigenaren.

Combineren we dit met de vele besparingsopties, het ontbreken van prioritering, financiële daadkracht en met de Nederlandse poldercultuur waarbij iedere mening even belangrijk is, wordt duidelijk dat deze setting beslist geen garantie is voor succes.

De gebouwde omgeving is - na de industrie - de belangrijkste energieverbruiker in Nederland en verantwoordelijk voor zo’n 30% van het totale Nederlandse energieverbruik, te weten 635 petajoule. Hiervan wordt zo’n 70% (445 PJ) gebruikt voor warmteopwekking ten behoeve van ruimteverwarming en verwarming van tapwater; de resterende 30% gaat naar kracht en licht. Hoewel het aandeel voor ruimteverwarming in deze 445 PJ heel langzaam afneemt door toenemende isolatie, bedraagt het nog altijd zo’n 75-80%, ofwel 350 PJ. Om wat meer gevoel bij dit getal te krijgen, 350 PJ komt overeen met zo’n 10 miljard kubieke meter aardgas (25% van het huidige aardgasverbruik in 2021!) die in Nederland wordt gebruikt voor de verwarming van woningen en gebouwen! Kortom, wat te doen?

De plannen voor energietransitie

De afspraak in het Klimaatakkoord is dat in 2050 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af moeten zijn. Er moet daarvoor flink wat gebeuren. Als eerste stap worden tot 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd, gemiddeld zo’n 200.000 per jaar. Dat gaat wijk voor wijk. De gemeentes weten sinds 2021 welke wijk wanneer aan de beurt is. Bewoners worden daarbij betrokken. Het is de bedoeling dat de investering in verduurzaming betaald kan worden uit de opbrengst van een lagere energierekening. De overige 6,5 miljoen woningen/gebouwen moeten in de daarop volgende periode van 20 jaar worden beetgepakt (ca. 325.000 woningen/gebouwen per jaar). Een ongekende klus, waarvan nu al zeker is dat, ook al zou slechts een deel van de gebouweigenaren enthousiast aan de slag gaan, de bouw en installatiewereld in Nederland over onvoldoende gekwalificeerd personeel beschikt om deze klus te kunnen klaren.

Niet alleen aan de vraagzijde, maar ook aan de aanbodkant staan we voor flinke uitdagingen. Omdat in 2018 is besloten de gaskraan in Groningen terug te draaien, zijn we van netto exporteur van aardgas netto importeur van gas geworden. Onderstaande figuur (bron: EBN, 2021) geeft duidelijk aan hoe Nederland er nu voor staat.

Figuur 1. Energieproductie Nederland Bron: EBN, 2021)

Zelfs in een zeer ambitieus scenario voor de ontwikkeling van hernieuwbare binnenlandse bronnen (met onder andere 72 GW wind op zee in 2050), duurt het meer dan 30 jaar voor we net zoveel energie produceren als we vroeger met aardgas deden. We zullen dus de komende 30 jaar veel energie moeten importeren, in welke vorm dan ook.

Samengevat, de plannen zijn tweeledig en uiterst ingrijpend. Alle woningeigenaren moeten aan de slag om het energieverbruik van hun woning terug te dringen. Een breed scala aan instrumenten wordt aangereikt en het is aan de gebouweigenaar om de gewenste ‘spijtvrije renovatie-optie’ te kiezen, zoals de overheid dat eufemistisch formuleert. De aanname daarbij is dat de daarvoor benodigde investeringen terugverdiend/ gefinancierd kunnen worden met de opbrengst van de gerealiseerde besparingen. De energieleveranciers en grote industriële afnemers moeten aan de andere kant aan de slag om alternatieven te vinden voor het gat in de Nederlandse energieproductie.

De realiteit

Zonder visie, prioritering, focus en daadkracht zullen toevallige omstandigheden de route bepalen. Opportunisme is het bedrijfsleven en de kabinetten van Rutte niet vreemd. Als kolen of olie goedkoper zijn dan gas, zal dit grootschalig ingekocht worden door energieleveranciers en de industrie om het gat in de Nederlandse energieproductie op te vullen. De gerealiseerde besparingen aan de vraagzijde worden daarmee weer grotendeels teniet gedaan vanwege de hogere CO2-emissies van kolen en olie. Hier is met andere woorden geen sprake van een ‘spijtvrije optie’. Het is te hopen dat de overheid maatregelen treft dit scenario te verhinderen. Lage energieprijzen zijn niet de oplossing voor het klimaatprobleem.

Aan de vraagzijde is de realiteit nog weerbarstiger. Individuele gebouweigenaren hebben vaak onvoldoende kennis om de meest effectieve renovatie-oplossingen te kiezen. Veel van de energie-adviseurs doen niet veel meer dan het herhalen van de lange lijst met opties die op de websites van o.a. Energieneutraal of Regionaal energieloket staan genoemd. De urgentie van een shortlist ontbreekt. Meerdere van de vele renovatie-opties laten zich niet binnen 20 of 30 jaar terugverdienen en sommige opties zijn vanwege de beperkingen in het elektriciteitsnet (nog) niet mogelijk. Zo kost de renovatie van alle houten schuifraampartijen met enkelglas naar draaikiepramen met HR++ glas in een specifiek jaren-30 appartement in Watergraafsmeer te Amsterdam ca. € 42.000,-. De subsidie van € 54,- per m2 glas is een druppel op een gloeiende plaat. En zelfs met een gasprijs van €2,- en een jaarlijkse prijsstijging van 7%, is de terugverdientijd nog altijd langer dan 30 jaar. In dergelijke gevallen hangt het van motivatie, verantwoordelijkheidsgevoel en de financiële situatie van de woningeigenaren af of zo’n renovatieproject al dan niet wordt uitgevoerd.

Figuur 2. Laplacestraat, Watergraafsmeer Amsterdam

Zulke woningeigenaren zijn er gelukkig, maar waarschijnlijk op één hand te tellen. Een meerderheid van de particuliere woningeigenaren zal al moeite hebben om één enkele vakantie op te geven voor een energiebesparende renovatiemaatregel. En dan is daar nog de groep mensen die niet eens op vakantie kan en dus per definitie niet zal investeren in  energiebesparende maatregelen.

Woningcorporaties hebben dan nog het probleem dat zij als investerende partij niet direct profiteren van de opbrengsten: de lagere energierekening. De besparing op energiekosten komt meestal direct bij de huurder terecht. Huurverhoging is voor de woningcorporatie dan de mogelijkheid om opbrengsten voor de gedane investeringen te realiseren. De discussies die daarop volgen zijn vaak veelvoudig en langdurig: ‘Besparingen worden niet gerealiseerd’ (hangt immers ook af van gebruikersgedrag) of  ‘het huis gedraagt zich nu anders, ik wil m’n oude huis terug’. Dit laatste kan bijvoorbeeld optreden wanneer een lekke en slecht geïsoleerde huurwoning zonder zonwering wordt omgetoverd tot een kierdichte goed geïsoleerde woning zonder zonwering. Voor ca. € 70.000,- worden de vloer, gevels, raampartijen en het dak van een doorsnee tussenwoning rigoureus aangepakt, waarmee ca. 50% op de energiekosten voor verwarming en ventilatie wordt bespaard; de warmte ingebracht door zoninstraling blijft nu echter veel langer hangen (TO-uren) en geeft aanleiding tot klachten. Nog meer huurverhoging vanwege zonwering (zoals in het oorspronkelijke renovatieplan was voorgesteld) werd al in een eerder polderoverleg door de huurders afgekeurd.

Figuur 3. Rijtjeshuis jaren 70

Wat te doen bij energietransitie

De energietransitie in de gebouwde omgeving blijkt een weerbarstig traject. Zeker in deze beginfase kan veel aan daadkracht worden gewonnen wanneer de beschikbare opties en bijbehorende terugverdientijden woning specifiek kunnen worden uitgewerkt in een shortlist met de beste opties. De focus dient hierbij primair te liggen op besparingen op verwarming en ventilatie die snel en betaalbaar te realiseren zijn.
De twee parallelle routes om het energieverbruik voor verwarming en ventilatie te reduceren zijn: het verder isoleren en kierdicht maken van gebouwschil en het aanpassen van de installaties voor verwarming en ventilatie. Beide moeten in deze beginfase situatie-specifiek worden ingezet:

  1. Isoleren van de schil: Bij oudere woningen en gebouwen (< 1970) die nog helemaal niet zijn na-geïsoleerd verdient het de voorkeur eerst te starten met isolatiemaatregelen. Isolatie van dak, gevels en vloer en het vervangen van de raampartijen met HR++ glas zijn de stappen die nodig zijn om de warmtevraag voor verwarming en ventilatie te reduceren tot beneden de 200 kWh/m2/jaar. Indien het mogelijk is op kostenefficiënte wijze verder te isoleren (naar Rc-waardes van 4 en meer) is dat zeker te overwegen, maar vaak zijn deze mogelijkheden er niet. In dat geval kan worden volstaan met de eerste optie.
  2. Aanpassing van de installatie: In woningen die al van enige isolatie zijn voorzien en waarvan de totale warmtevraag voor verwarming en ventilatie beneden de 150-200 kWh per m2 ligt (het merendeel van de woningvoorraad), wordt de volgende shortlist voorgesteld voor aanpassingen aan de installatie:
    a) Aanpassing ventilatiesysteem: installeer lokale lastafhankelijke ventilatie met WTW
    b) Aanpassen afgifte-units in de referentieruimte (woonkamer): vervang radiatoren door LT-afgifte units
    c) Aanpassing warmteopwekker: voeg 4-6 kW warmtepomp toe aan bestaande CV-combiketel

Met deze shortlist kan een eerste grote klapper worden gerealiseerd. De energiebesparingen bedragen gemiddeld 65 tot 75% en de benodigde investeringen inclusief installatie en subsidie zijn beperkt tot ca. 9000 euro excl. BTW. De terugverdientijd bedraagt gemiddeld 7 jaar en de return on investment (ROI) over de levensduur van de geïnstalleerde producten (bij de huidige energieprijzen € 1,50 per m3 aardgas en € 0,35 per kWh) ligt boven de 200%! De 350 PJ die Nederland nu gebruikt voor ruimteverwarming en ventilatie kan zo al worden teruggebracht tot ca. 100 PJ. Een besparing van meer dan 7 miljard kubieke meter aardgas! Een strevenswaardig doel dat bij voorkeur zo snel mogelijk wordt gerealiseerd. Die laatste 30% besparing is dan de volgende uitdaging.
Nu de gebouweigenaren nog zien te motiveren hun geld te stoppen in deze maatregelen. Het levert beduidend meer op dan wanneer het besteed wordt aan vakanties, een nieuwe keuken of badkamer. Zowel voor de portemonnee als het klimaat. Uw toekomstige kleinkinderen zijn u nu al dankbaar.

Neem contact op met ClimaRad BV om te bespreken wat deze shortlist voor úw woningbestand kan betekenen.

E.T.

 

 

Contact

We leggen u graag meer uit over ClimaRad

Bellen mag ook: +31 (0) 541– 358 130

Ralph Liedenbaum
Commercieel Directeur